Kinderen van drie en vier jaar: nieuw angsten en bewust worden

Angst kind denkbeeldig

Wij schrijven onze teksten en reviews als onafhankelijke partij. Daarbij maken we soms gebruik van affiliate links. Meer hierover lees je in ons advertentiebeleid.

Bij kinderen die nog niet naar de basisschool gaan spelen er diverse angsten. Deze angsten zijn in de meeste gevallen normaal voor de leeftijd (3 en 4 jaar) en horen bij het opgroeien van een kind. Als de ouders genoeg begrip, geduld en zelfvertrouwen tonen, zal deze bangheid vanzelf verdwijnen en is het niet iets om ons zorgen om te maken. De meest voorkomende vrees bij kinderen van deze leeftijd is de separatieangst (bang om alleen gelaten te worden). Wanneer komen de angsten en wanneer zullen deze weer verdwijnen?

Nieuwe angsten

De angsten van kinderen komen en gaan, maar bijna 90% van de kinderen ontwikkelen bepaalde angstgevoelens die aan hun leeftijd eigen zijn. Kinderen van drie vier en vijf jaar hebben een rijk fantasieleven, dat er de oorzaak van is dat ze denkbeeldige schepsels gaan vrezen. Ze kunnen hun gevoelens ook op anderen projecteren, ze kunnen zichzelf identificeren met wat ze ook zien, en verscheidene nieuwe vormen van angst ondergaan.

Bewust worden van gevaren

Sommige van deze angsten zijn logisch. Het spreekt vanzelf dat ouders hun kinderen waarschuwen hun vingers niet in stopcontacten te steken, in flatgebouwen niet uit de ramen te leunen, niet met scherpe messen of lucifers te spelen, geen gebroken glaswerk op te rapen etc. Ze waarschuwen hun kinderen geen honden te plagen, geen wespen te vangen, en niet te dicht bij een brandende kachel te staan. Ze staan hun kinderen niet toe op straat met vreemde mensen mee te gaan, f de straat over te steken als het verkeerslicht op rood staat. Al deze waarschuwingen hebben tot doel het kind zich van reële gevaren bewust te doen.

Kinderen die nog niet naar school gaan

Kinderen mogen vanaf hun vierde jaar naar de basisschool toe, vanaf het vijfde levensjaar gaat, in Nederland, de leerplicht officieel in. Op deze leeftijd zijn kinderen allesbehalve realistisch van aard; vaak vrezen ze niet bestaande gevaren, terwijl ze wezenlijke gevaren te weinig aandacht schenken. Veel kinderen nemen de begeleiding en opmerkingen van de ouders niet ter harte en wagen zich graag in situaties die als gevaarlijk bestempeld kunnen worden. Tegelijkertijd neigen ze ertoe hun eigen verzameling van niet al te logische en reële angsten uit te bouwen. Kinderen die nog niet naar de lagere school gaan, hebben heel wat angsten. Ze zij zijn bijvoorbeeld bang voor:

  • Donkere vertrekken
  • Vreemde geluiden
  • Brandspuiten
  • Vreemde mensen
  • Doktoren
  • Ziekenhuizen
  • Dieren (met name grotere honden en slangen)
  • Hun eigen dromen
  • Uitgelachen worden
  • Verwondingen
  • Zich te bezeren
  • doodgaan
  • Boze geesten, spoken en boemannen
  • Enge verhalen, films en objecten

Afnemen en toenemen van deze angsten

Tussen de twee en zes jaar zullen sommige angsten geleidelijk aan minder worden, terwijl nieuwe angsten de kop opsteken. Het bang zijn alleen te worden gelaten door de ouder(s), schijnt in het vierde jaar het grootst te zijn, om dan gewoonlijk rond het zesde levensjaar weer te verminderen. Op deze leeftijd is het merendeel van de kinderen bang voor donkere kamers. Deze angst bereikt zijn hoogtepunt in het vierde jaar, loopt in het vijfde jaar iets terug en verdwijnt in de meeste gevallen rond het zesde jaar. In het tweede en derde levensjaar is de angst voor vreemde mensen erg groot, om dan in het vierde en vijfde jaar langzaam af te nemen. De meeste kinderen van zes zijn niet bang voor vreemden. Ze zijn namelijk selectiever geworden en kunnen goed van kwaad onderscheiden. De omgang met andere kinderen en volwassenen helpt hen deze angst te doen verminderen. De angst voor slangen neemt met het ouder worden toe; in het vierde jaar is deze het grootst, maar kan veel langer duren. Bang zijn voor grote honden bereikt zijn hoogtepunt in het derde levensjaar en kan zo’n twee tot drie jaar duren.


Edwin

Edwin

Op Husl.nl schrijft Edwin over alles wat maar in hem opkomt. Niets meer, niets minder.