Bij baby’s en kinderen in de groei komen veel angsten om de hoek kijken. De meeste soorten vrees bij baby’s zijn een normaal onderdeel van dit groeiproces. Kinderen die plots bang worden voor vreemde mensen op straat of thuis en de angst voor dieren ontwikkelen zich in de eerste twee jaar van het kind. Hoe ontstaat deze angst en hoe kunt u als ouder of opvoeder het beste reageren in zulke situaties?
Kind is opeens bang voor vreemden
Zo ongeveer in de achtentwintigste week na de geboorte gebeurt het vaak dat kinderen bang worden voor vreemden wat gepaard gaat met de angst van zijn ouders te worden gescheiden. Soms zijn mensen verbaasd dat het gedrag van hun kind zo aan het veranderen is. Hetzelfde kind dat zo lief aan het lachen was tegen iedereen en graag werd opgepakt door vreemden, gaat zich afwijzend en bevreesd gedragen ten opzichte van vreemden. Het begint met huilen als er vreemden zijn en klampt zich erg aan een vertrouwd persoon vast. De angst voor vreemden hoort bij de groei van het kind en is een normaal proces. Het kind is opeens in staat om vertrouwde en niet vertrouwde mensen van elkaar te onderscheiden. Het waarnemingsvermogen en de omvang van zijn geheugen zijn verbeterd en hij reageert met een glimlach op de personen die hem verzorgen, voedsel en liefde geven. Als hij de vertrouwde gezichten niet ziet dan wordt hij bang; het zien van nieuwe en onbekende gezichten roept namelijk vrees en angst op bij de baby.
De angst voor vreemden
De angst om door vreemden te worden meegenomen en opgepakt zijn in de tweede helft van het eerste levensjaar van de baby erg aanwezig. Gewoonlijk begint de angst in de zevende of achtste maand op te spelen. Zodra het kind onderscheid begint te maken tussen bekenden en onbekenden, hecht het zich meer aan de personen die voor hem zorgen. Het is wellicht tegenstrijdig, maar een kind van een jaar stelt meer prijs op de aanwezigheid van de vader of moeder dan het kind van een half jaar oud. Het is dan ook gemakkelijker een nieuwe oppas neer te zetten bij een kind van een half jaar dan bij een kind van een jaar.
Een nieuw persoon introduceren in het leven van de baby
Moet de vader of moeder weg, dan moet ze de babysitter of oppas met stapjes introduceren. Het is aan te raden als de ‘nieuwe persoon’ of ‘indringer’ eerder binnenkomt en de ouder ergens mee gaat helpen. Op deze manier raakt het kind gewend aan het nieuwe gezicht en krijgt het de gelegenheid om haar te leren kennen als iemand die vriendelijk en sterk is, de persoon is in de ogen van het kind dus in staat om voor hem te zorgen.
Bang voor dieren
Bang zijn voor dieren begint gewoonlijk in de tweede helft van het eerste levensjaar. Misschien komt dit voort uit de samenvoeging van drie aangeboren angsten: het bang zijn voor plotselinge bewegingen, voor een plotseling iets dat dichtbij komt en voor harde geluiden. Een hond voldoet bijvoorbeeld aan deze drie voorwaarden: ze kunnen snel lopen, het kind plotseling benaderen en hard gaan blaffen. Als ouder of opvoeder moeten we het kind niet aansporen om de angst weg te drukken. Ouders moeten de hond gaan aaien en ermee spelen. Op deze manier zal het kind er aan gewend raken en de hond kunnen gaan beschouwen als een aanvulling op de al reeds vertrouwde gezichten binnen het gezin.
Bang voor insecten
Het kan vreemd lijken dat een kind dat rustig met een grote hond speelt, bang is voor een kleine mier of een zoemende mug. De vrees voor insecten wordt vaak geassocieerd met de vrees voor het onbekende, het onvoorspelbare, terwijl bekendheid met insecten het kind zal helpen deze vrees te overwinnen. Een kind dat een insect doodslaat, kan vrezen dat familie of vrienden van het insect wraak zullen gaan nemen op het kind. Een dergelijke vrees kan duiden op andere vormen van vrees, misschien wel de angst van het kind voor zijn eigen agressiviteit. Deze angsten gaan normaliter vanzelf over en maken plaats voor andere angsten.